
Jurisprudentie
AO4148
Datum uitspraak2004-02-03
Datum gepubliceerd2004-02-20
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers01/2034 NABW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-02-20
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers01/2034 NABW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Is de aan appellant verleende gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen terecht ingetrokken?
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
01/2034 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, gedaagde.
I. INLEIDING
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, op de bij een aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 februari 2001, reg.nr. Abw 98/2226, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 23 december 2003, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. Kuit en gedaagde door mr. H.H. Nicolai, werkzaam bij de gemeente Rotterdam.
II. MOTIVERING
Voor een overzicht van de feiten verwijst de Raad, mede gelet op de gedingstukken, naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Appellant ontvangt een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (hierna: Abw). Bij besluit van 28 oktober 1997 heeft gedaagde - na een medische keuring op 27 juni 1999 - de aan appellant verleende gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen, bedoeld in artikel 113 van de Abw, ingetrokken. Bij het bestreden besluit van 29 september 1998 is
- na een hernieuwde medische keuring op 13 februari 1998 - die intrekking gehandhaafd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het namens appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe is opnieuw aangevoerd dat gedaagde onzorgvuldig heeft gehandeld, nu (hoegenaamd) geen medisch onderzoek is ingesteld naar de psychische gesteldheid van appellant, terwijl daartoe - gelet op zijn agressieve karakter, dat in de weg staat aan het functioneren in een reguliere arbeidssituatie - alle aanleiding bestond.
De Raad verenigt zich geheel met het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen.
De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2004.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) R.L. Rijnen.

